Omdat mijn
oma fysiek niet meer in staat is om de nodige huishoudelijke taken te
verrichten, het bij mijn opa niet in de genen zit om überhaupt een strijkbout
van een dweil te onderscheiden, ik geen tijd meer had en verhuizen naar een
seniorenwoning geen optie is (‘Hallo, we zijn toch niet oud?’), was er maar één
oplossing: er moest een huishoudelijke hulp komen. Enkele studentes passeerden
de revue, en een wat norsige dame van ongeveer veertig jaar oud (‘Strijken dat
doe ik niet. Daar krijg ik niet genoeg voor betaald’). Uiteindelijk viel de
keuze op Karima, een Marokkaanse vrouw van ongeveer 45 jaar. Daar moesten ze
wel even aan wennen, mijn opa en oma. “Evie, ik denk toch…” fluisterde oma mij
samenzweerderig toe “dat als ze zich wat meer Westers zou kleden, dat ze er dan
veel normaler uit zou zien.” De opmerking dat dat voor haar eigen familie waarschijnlijk
niet zo zou zijn, zette niet echt veel zoden aan de dijk. Karima was dolblij
met haar nieuwe schoonmaakadresje. De eerste dag nam ze versgebakken cake mee.
Een andere keer maakte ze nasi. Toen mijn oma een poos moest revalideren in een
verzorgingstehuis, gaf Karima steeds bloemetjes "voor oma" mee. Na haar vakantie in
Marokko had ze voor iedereen cadeautjes, zelfs voor mij en mijn
moeder. “En ze werkt heel hard hoor. Echt, ze ziet álles.” Hoewel mijn oma
Karima nog steevast Kamira blijft noemen, denk ik dat dit integratie-project-op-kleine-schaal meer dan geslaagd is. Al na
twee weken zei mijn oma: “Weetje Evie. Die Marokkaanse mensen krijgen altijd
overal maar de schuld van. Dat vind ik niet helemaal eerlijk hoor.”
Ze krijgen
nieuwe buren, mijn opa en oma. “Marokkanen. Héle leuke mensen. Stond net nog
even met ze te praten”, aldus opa. Ik ben ervan overtuigd dat er meer mensen
zijn die hun eigen Karima nodig hebben. Niet per se als schoonmaakster,
misschien gewoon om eens een uurtje mee te praten per week. Voor het wederzijds
begrip.